In het hart van Utrecht, aan de welbekende Oudegracht, heeft beeldend kunstenaar en KABK-docent Letters Guido de Boer zijn atelier. Zwart-wit voert er de boventoon en als je te lang naar zijn werk kijkt, werkt het hypnotiserend. Je probeert het werk te lezen, maar je raakt jezelf er bijna in kwijt. Guido’s werk staat bekend om het grote, met de handgemaakte penseel-en-inktcreaties die beeldende kunst en tekst combineren. Zijn ritmische ontwerpen intrigeren met hun hypnotiserende, grafische inslag. “Zwart-wit symboliseert een dualiteit waar ik geïnteresseerd in ben, een soort eerlijkheid; it is what it is.” Zijn werk is te zien geweest in het Kröller-Möller Museum, het Stedelijk Museum Schiedam en Kunstmuseum Den Haag.
Waar ben je nu mee bezig?
Wat me nu het meeste bezighoudt is mijn boek. Ik heb eerder verschillende zines uitgebracht, maar een boek uitbrengen is al lange tijd een droom. Het idee is een uitgave te maken van een stapel schetsboeken. Mijn productie is altijd hoog: ik maak heel veel tekeningen, waaruit uiteindelijk vaak één sterk werk naar voren komt. Ik probeer gedisciplineerd te werken. Ik ben nu bezig met het logistiek organiseren van de uitgave, en dat is nog best een uitdaging.
Waarom wil je graag een boek maken?
Het creatieve proces is vaak ondergeschikt aan het eindwerk, want de wereld wil een eindproduct. Terwijl eigenlijk iemand zijn proces net zo inspirerend is, misschien wel inspirerender. Je ziet iemands denkproces en de stappen die iemand zet richting een eindwerk. Door mijn schetsen in een boek te bundelen wordt het alsnog een eindproduct dat ik kan verkopen. Als het boek en de logistiek geregeld zijn, zorgt het ook voor een inkomstenbron. Dat geeft ruimte om me weer volledig op nieuw werk te richten.
Wat is jouw achtergrond?
Met mijn handen werken deed ik altijd al graag. Op de basisschool had ik een sterke band met handschrift. Als jongen van 12 ontwierp ik cd-hoesjes; dus dat grafische zat er vroeg in en rond mijn vijftiende wist ik dat ik daar in de toekomst iets mee wilde doen. Na de middelbare school ging ik Grafisch Ontwerp aan de HKU studeren. Na mijn afstuderen begon ik als grafisch ontwerper, maar na een paar jaar werd ik moe van grafische processen, ik wilde meer vrijheid en bewoog me richting beeldende kunst.
Nu ben je eigenlijk terug waar het begon: het handschrift.
Mijn huidige werk is inderdaad vanuit het schrift ontstaan. Het ontstaat direct op papier, geïmproviseerd: het gaat van mijn hoofd naar mijn hand. Ik moet accepteren hoe het eruit komt. Bijwerken mag niet; ik schilder één keer, en dan is het it is what it is. Dat spontane heeft iets spannends en het werkt meditatief. Die keuze voor zwart-wit komt daar ook vandaan, ik houd van die dualiteit en de symbolische lading.
Is dat spannende ook waarom je performances bent gaan doen?
Precies, het moment dat ik iets op een grid zet, is een moment dat ik vast wil houden en delen. Dat is waar het voor mij persoonlijk eigenlijk om draait. Dat moment geeft een kick, juist omdat het niet fout mag gaan, zeker niet als mensen meekijken. Met het High on Type collective, een groep designers en kunstenaars die net als ik een passie voor letters hebben, organiseer ik deze performances. Die performances gaan trouwens niet altijd goed. Een tijdje terug deed ik een performance toen er in een niet nader te noemen museum een lezing werd gehouden terwijl ik op de achtergrond een werk maakte. Omdat ik niet was aangekondigd, leek het alsof ik snel mijn werk zat af te maken. Dat was een leerpunt: ik moet altijd zorgen dat het publiek snapt wat er gebeurt, door het zelf uit te leggen of iemand anders dat te laten doen.”
Waar haal jij je inspiratie vandaan?
Inspiratie is voor mij meer een intrinsieke gezondheid die je als kunstenaar hebt. Zolang je drijfveer om kunst te maken goed zit, komt de inspiratie vanzelf. Mijn inspiratie komt ook vaak uit boeken, en als ik dan eenmaal bezig ben, volgen er vanzelf meer ideeën.
Is dit ook iets wat je studenten mee wil geven?
Absoluut, als docent probeer je die drijfveer bij studenten te versterken. Ik leer studenten ook expert in hun eigen proces te worden, want als jij dat niet doet, dan doet niemand dat. Ik hoop dat ik studenten leer out of the box te denken. Ze mogen ontdekken dat hun werk meer kan zijn dan alleen een eindproduct dat je tentoonstelt of verkoopt.
Wat vind je leuk aan docent zijn?
Die ontwikkeling die je ziet bij studenten. Vooral bij eerstejaarsstudenten gaat die enorm snel, en dat vind ik het leukste om te begeleiden. Na een paar maanden zie je dat er een lampje gaat branden – dat het artistieke wezen in hen ontwaakt. Hun blik verandert, hun creativiteit groeit. Bij mijzelf gebeurde dat ook tijdens mijn studie. Het is bijna verslavend om dat bij anderen te zien gebeuren.