De Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag is de oudste Academie in Nederland. Al in de zestiende eeuw werd melding gemaakt van een Lucasgilde in Den Haag. Vanaf 1656 ontstond een afsplitsing van het gilde in de vorm van de Confrérie Pictura. Deze afsplitsing was bedoeld om de echte kunstschilders apart te organiseren van de zogenoemde kladschilders. In 1682 richtte de Confrérie Pictura een Academie op, de voorloper van de huidige Academie. Deze Academie was hoofdzakelijk bedoeld om leden van de confrérie de gelegenheid te geven zich verder te bekwamen in het tekenen.

De gedachte om deze extra scholing te organiseren, kwam van een aantal schilders dat in Rome had gewerkt en vanuit die internationale oriëntatie behoefte had om ook het schilderen in Den Haag een academische en internationale allure te geven. Die wens sloot aan bij het gegeven dat Den Haag meer dan andere plaatsen in de Nederlanden een hoofs karakter had.

Twee aspecten komen hier samen die vaker een rol hebben gespeeld bij de geschiedenis van deze Academie. Het stimuleren van het artistieke klimaat in de directe omgeving, maar dan wel vanuit een internationaal perspectief. Vanaf 1780 is de Academie geheel onafhankelijk van de Confrérie Pictura en wordt het een vrije academie, een Academie die kosteloos is voor iedereen.

Gebouw aan de Prinsessegracht

Het eind van de achttiende eeuw is een periode van verval op economisch en politiek gebied. Ook voor de Academie is het een moeilijke tijd geweest. De Academie krijgt weer een duidelijke plaats na 1821. Vanaf die tijd gaat men samen met de School voor Burgerlijke Bouwkunde. Na gehuisvest te zijn in de Korenbeurs en de Boterwaag werd in 1839 het eigen gebouw aan de Prinsessegracht betrokken. Het neoclassicistische gebouw, ontworpen door stadsbouwmeester Zeger Reyers, was een waarachtige tempel voor de kunsten. Met het verdwijnen van de gilden in de negentiende eeuw werd het technisch onderwijs belangrijk.

Ook de Academie speelde daarin een rol. Naast de opleiding voor bouwkunde kwamen in de loop van de eeuw tal van ambachtslieden extra scholing op het gebied van tekenen en ontwerpen volgen binnen de Academie. Als men de lijsten van leerlingen bekijkt, lijkt het soms meer op een technische school dan op een kunstacademie. Daarnaast ontstaat er een lerarenopleiding die tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw een belangrijke plaats zal hebben binnen het instituut. Den Haag kent in de negentiende eeuw een bloeitijd op het gebied van het schilderen. Veel vertegenwoordigers van deze ‘Haagse School’, zoals Breitner, de gebroeders Maris, en Bosboom, hebben les gehad op de Academie.

Zelfstandige opleidingen

Naast tekenen, schilderen en bouwkunde bestond er sinds het einde van de vorige eeuw een opleiding voor tekenleraren in Den Haag. In de twintigste eeuw kwamen er naast dagcursussen ook avondcursussen en een tijdlang was er een zondagochtendcursus. Onder invloed van onder andere het Bauhaus ontstond er meer interesse voor de toegepaste kunsten in de ontwerpvakken. De Academie startte in 1929 een cursus ‘Reclametekenen en Meubelconstructie’. De directeur dr. ir. J.H. Plantenga maakte deze nieuwe taken mogelijk. Bekende docenten in die tijd waren Kiljan, Citroen, Schuitema en Alons. Onder hun leiding groeide de cursus uit tot de zelfstandige afdelingen Grafische en Typografische Vormgeving en Binnenhuis.

Naar een moderne Academie

Het gebouw van de Academie was een duidelijke verwijzing naar het antieke verleden. Het ligt dan ook voor de hand dat in de periode dat men de school veranderde in een modern instituut, waarin ook het ontwerpen een duidelijke plaats krijgt, het gebouw gemoderniseerd zou worden. Dat geschiedde tijdens de periode dat Plantenga directeur was. Onder invloed van Bauhaus werden nieuwe opleidingen gestart op het gebied van grafisch ontwerpen, de afdeling ‘Reclame’ en meubelontwerpen. Docenten werden aangetrokken die duidelijk vanuit de nieuwe opvattingen hun lessen lieten aansluiten bij de avant-garde van de twintigste eeuw: Kiljan, Schuitema, Citroen en Alons speelden daarbij een grote rol. Fotografie kreeg een belangrijke plaats binnen de opleiding reclame.

De Academie speelde in die jaren een pioniersrol in Nederland. In 1937 werd op de plaats van de oude tempel een nieuw academiegebouw voltooid dat geheel in aansluiting bij het nieuwe onderwijs een monument is van modernisme, ontworpen door Plantenga, Buijs en Lürsen. Na de oorlog verkreeg directeur de Hey de goedkeuring bij Koninklijk Besluit tot het stichten van een Cursus Industriële Vormgeving. Het is een van de oudste opleidingen tot industrieel ontwerper in Nederland.

Vernieuwingen in de laatste vijftig jaar

In 1957 ontving de Academie ter gelegenheid van het 275-jarige bestaan het predicaat ‘koninklijke’. In dat jaar werden Academie en de HTS definitief gescheiden. In de jaren daarna zou het kunstonderwijs in drie opeenvolgende fasen gemoderniseerd worden. De Koninklijke Academie ging uiteraard in de veranderingen mee. In 1968 werd een aantal middelbare kunstnijverheidsscholen officieel kunstacademies als instellingen voor Hoger Beroepsonderwijs. Deze academies, die toen vijfjarige opleidingen hadden, bestonden uit verschillende afdelingen. Naast afdelingen schilderen en beeldhouwen waren er ook richtingen op het gebied van het ontwerpen. Deze academies leverden meestal meer ontwerpers af dan autonome beeldend kunstenaars.

In de jaren tachtig vond een proces van schaalvergroting plaats in het HBO. De verschillende zelfstandige instellingen fuseerden tot grote hogescholen. Dat gold ook voor de Koninklijke Academie van Den Haag waarbij na fusies met de MTS voor fotografie en fotonica en het Koninklijk Conservatorium de Hogeschool voor Beeldende Kunsten, Muziek en Dans tot stand kwam.

De laatste fase van vernieuwing is ingeluid met de herinrichting en vernieuwing van het gebouw die in 2000 tot stand kwamen. Alle opleidingen op het gebied van beeldende kunst en ontwerpen konden vanaf die tijd ondergebracht worden in het complex aan de Prinsessegracht, met behoud van het gebouw van 1938, in huidige vorm gerealiseerd door de architecten Van Mourik Vermeulen.

In 2001 kwam er een intensieve samenwerking tot stand met de Universiteit van Leiden in de nieuw opgerichte Faculteit der Kunsten. Het was de eerste geformaliseerde samenwerking tussen een universiteit en een kunstonderwijsinstelling in Nederland. Vanaf die tijd is het mogelijk geworden voor studenten om binnen één periode zowel aan de Hogeschool der Kunsten als aan de Universiteit van Leiden te studeren. Binnen het onderwijs is de aandacht voor nieuwe technologieën en nieuwe media drastisch uitgebreid, wat zichtbaar is in nieuwe werkplaatsen en voorzieningen, maar ook in nieuwe studiemogelijkheden zoals ArtScience, Interactive/Media/Design en Non Linear Narrative.